Reisverslag van de Eendracht.
Door: Douwe
van den Ende
Reis
988: Warnemünde(Dld)
– Esbjerg (DK) gewonnen met de Slavenkas 2003
Zaterdag
16 augustus 2003.
Omstreeks 23.45 vertrokken we uit
Utrecht met een tourbus van “ De Jong ”. Het
was een lange reis, onderweg stopte de bus nog een aantal keer om van
chauffeur te wisselen en voor de nodige plaspauzes. Tegen achten werd ik
gebroken wakker en tot m’n grote verbazing waren we al op de plek van
bestemming.
Nadat ik mijn benen had gestrekt en een
beetje had rond gekeken kwam er een enorm zeilschip de haven in varen. Naarmate
het schip dichterbij kwam begon ik te beseffen dat dat schip best wel
eens de Eendracht zou kunnen zijn. En jawel, na tien minuten legde de
boot vlakvoor de plek waar de bus geparkeerd
had, aan. De loopplank werd uitgelegd en een aantal mensen die van boord
kwamen begonnen de grond te kussen. Het bleek dat de boot de nacht ervoor
een flinke storm had meegemaakt.
Na een kopje koffie en een paar
boterhammen aan boord kregen we een praatje van de kapitein over de gang
van zaken aan boord en wat het plan was voor deze reis. Wat alle
opstappers erg tegenviel was dat we pas de volgende ochtend zouden
vertrekken. Daardoor zouden we nog wel Warnemünde
kunnen bekijken. Na de lunch liep het schip leeg, maar doordat ik
eigenlijk nog niemand kende was ik van plan zelf wel even naar de stad te
lopen. Maar na een half uur naar links en een half uur naar rechts
gelopen te hebben kwam ik tot de conclusie dat de boot midden in een
groot industrie- gebied lag. Het bleek later dat Warnemünde
te bereiken was met een treintje. Zodoende ben ik de gehele middag op het
schip gebleven. Ik was van plan om even lekker in het zonnetje te gaan
slapen, maar net toen ik m’n ogen dicht had gedaan werd ik gevraagd mee
te helpen met het verwisselen van een zeil. Ik, als zeil leek, had geen
enkel idee wat ik me daar bij voor moest stellen. Het bleek nog een
behoorlijke zware klus te zijn. Tegen zessen kwam het grootste deel van
de opstappers terug en om half zeven gingen we aan tafel. We aten
gebakken aardappelen, met boontjes, sla en een karbonade. s’Middags had
ik al een aantal mensen beter leren kennen en ik was er ook achter
gekomen dat er nog twee mensen van mijn leeftijd aan boord waren. Daar
heb ik s’avonds
nog een rondje mee gelopen, om tien uur ben ik naar mijn kooi gegaan en
viel vrijwel meteen in slaap.
Zondag
17 augustus 2003.
‘s Morgens werd ik al om zeven
uur gewekt. Boven was de ontbijttafel al gedekt door de eerste wacht.
De opstappers zijn opgedeeld in drie wachten:
de rode wacht, de blauwe wacht en de witte wacht. Zo’n wacht staat onder
leiding van een kwartiermeester. Ik zat bij de witte wacht en dat hield
in dat we vandaag van twaalf uur tot vier uur s’ middags wacht hadden.
Om 8 uur werd de motor gestart en om een
uur of 10 waren we ver genoeg de haven uit om de zeilen te hijsen. We
begonnen met het bezaan zeil, dit is het achterste zeil. Met het hijsen
van de zeilen hielp iedereen mee want de wachten waren te klein om met
één wacht alle zeilen te hijsen. Vervolgens hesen we van achter naar voor
het grootzeil, het schoener zeil, de boomfok,
de binnenkluiver en de buitenkluiver. Alleen
het schoenerzeil en het grootzeil kunnen met een hydraulische lier
gehesen worden, dit betekende dat dus de rest van de zeilen met
spierkracht gehesen moest worden. Nadat we alle zeilen gehesen hadden
viel natuurlijk de wind weg. Zodat we geen meter vooruit kwamen. Daarom
besloot de kapitein om de twee gaffel topzeilen boven het schoenerzeil en
het grootzeil te zetten. Zodat we dus op volle zeilen voeren. Nou ja….
voeren? We lagen eigenlijk nog steeds zo goed als stil!
Om een uur of zes aten we buiten in de
theetuin. We aten aardappelen met bietjes, bloemkool en sla.
Om acht uur was het aan ons de beurt om
wacht te houden. Het was overigens een prachtige dag geweest en het was
het nog steeds lekker buiten. Om een uur of tien besloot de stuurman de
motor te starten en de nacht verder te varen op de motor. De zeilen waren
overigens aan het einde van de middag al naar beneden gehaald. Als je
wacht hebt houdt het dus in dat je de boot varende houdt en zorgt dat de
boot heelhuids aan de volgende wacht wordt afgeleverd. Dus om een uur of
11 liepen we een brandrondje, en we wisselden zo nu en dan de roerganger
af. Om twaalf uur zat onze wacht erop en we hadden wel een beetje
medelijden met de volgende wacht want die had dus van twaalf uur tot vier
uur s’nachts wacht. Na nageborreld
te hebben ging ik om ongeveer half één slapen.
Maandag 18 augustus 2003.
Weer werd ik om een uur of zeven
gewekt. Toen ik naar buiten stapte doemde de Zweedse kust in de verte al
op uit de mist. Het was een prachtig gezicht, helaas bleek er geen
filmrolletje in mijn fototoestel te zitten!
Na het ontbijt hadden wij gelijk wacht.
Onze wacht bestond uit vier opstappers en een kwartiermeester. Even van
jong naar oud: ik, Marthe, Matthijs, Robbert en de kwartiermeester
Gregor. Er stond genoeg wind om de zeilen te hijsen, dus we moesten al
vroeg onze handen uit de mouwen steken.
We voeren tussen het smalle stuk tussen Denemarken en Zweden. Dit stuk is
op sommige plekken zo smal dat je het zelfs zou kunnen overzwemmen.
Hoewel ik me hieraan niet graag zou wagen in verband met de enorme
stroming. In de verte lag Kopenhagen.
Om twaalf uur zat onze wacht erop en waren
we het smalste stuk voorbij. Na de lunch probeerden Matthijs en ik nog
een makreel aan de haak te slaan. Aan de linkerkant van de boot zwommen
vier Bruinvissen voorbij. De wind trok aan en op een gegeven moment
voeren we zeker zeven tot acht knopen. Een knoop is een zeemijl per uur
en een zeemijl is ongeveer 1,8 kilometer. Dus we voeren even omgerekend
ongeveer 14 kilometer per uur. Wat voor zo’n groot zeilschip toch
behoorlijk hard is.
Onze wacht at voor omdat we van
zes tot acht s ’avonds dienst hadden. De rest van de bemanning at pas na
zessen dus tijdens onze wacht. Seie ( de kok)
had weer goed zijn best gedaan. We kregen deze avond een ratatouille van
verschillende groenten voorgeschoteld. Daarbij aten we gebakken
aardappels, kipfilet met champignon roomsaus en een koolsalade. Na het
eten heb ik samen met Marthe de afwas gedaan en de kombuis schoongemaakt.
Dat hoort er ook allemaal bij. Nadat we klaar waren was het alweer acht
uur geweest en zat onze wacht er dus op. Daarna ben ik snel naar bed gegaan
omdat we de volgende morgen al
voor vieren gewekt zouden worden.
Dinsdag 19 augustus 2003.
Om kwart voor vier werden we gewekt. Ik
had veel moeite met het uit bed komen, maar na een paar koppen koffie en
een paar tosti’s kon ik er weer helemaal tegenaan. De wind was s’nachts gaan liggen en we voeren op de motor.
Vandaag was het plan om rond de middag de haven van Frederikshaven binnen
te lopen. Om half zeven hebben we de ontbijttafel gedekt voor de rest van
de bemanning. Na acht uur zat onze wacht erop en konden we zelf gaan
ontbijten.
Om een uur of tien liepen we de haven
binnen, en konden we de rest van de dag rondlopen in het Deense
havenplaatsje. Erg groot was het niet, na wat kaarten verstuurd te hebben
ben ik samen met Matthijs en Marthe een rondje gaan lopen. Denemarken is
duur, erg netjes en er lopen veel mooie dames rond. Om een uur of vier
waren we terug op de boot. Het schip trok trouwens veel bekijks, er
kwamen heel wat mensen langs de haven om het schip van dichtbij te zien.
Om half zes uur konden we aan tafel. We
aten stamppot van bruine bonen, met worst en spek Na het eten kregen we
een praatje van de kapitein, hij vertelde dat er storm voorspeld was en
dat het verstandig was alles in je hut goed vast te maken. Om acht uur
voeren we uit, wij hadden de hondenwacht ( dat is de wacht van 12 uur s’nachts tot 4 uur s’morgens
) dus het leek me verstandig om vroeg te gaan slapen. Maar na een uurtje
op m’n bed gelegen te hebben begon het schip aardig te slingeren en
hoorde ik gestommel boven op het dek dus ben ik even gaan kijken. Het
bleek dat er flink wat wind was gekomen en dat ze de zeilen aan het
zetten waren. Ik hielp mee, het begon steeds harder te waaien en het
schip ging steeds meer naar een kant leunen. Om een uur of elf gierde de
wind door de masten. We waren nu net rond de kop van Denemarken heen, dat
was ook wel aan de golfslag te merken. Er stond nu een flinke storm, en
alleen op de zeilen voeren we 12 knopen. Het schip helde naar de lijzijde
en aan de andere kant sloegen de golven over het dek heen. De
buitenkluiver moest vervangen worden door een stormzeil. Op de punt van
het schip is de golfslag het beste te merken, en dat maakte het
verwisselen van de zeilen niet gemakkelijk. Ik begon me niet echt lekker
te voelen, en af en toe hoorde ik kotsgeluiden
rond me heen. Ik ging binnen zitten maar ik voelde me steeds beroerder,
buiten staan hielp ook niet dus ik besloot naar mijn kooi te gaan om te
gaan liggen. Toen ik beneden in mijn hut kwam passeerde de stamppot van
bruine bonen mijn mond voor de tweede keer, daarna viel ik in slaap.
Woensdag
20 augustus 2003.
Om een uur of acht werd ik
wakker door wat gestommel op de gang. Ik had het gevoel of ik koorts had
en voelde me nog steeds niet fit. Met veel moeite kleedde ik me aan. De
storm was nog niet gaan liggen en de boot schommelde nog steeds erg. Ik
was van plan om te gaan ontbijten, maar boven aangekomen hing er een
vette lucht van eieren met spek. Hierop reageerde mijn maag niet al te
best en ben ik maar snel naar buiten gegaan. Boven op de brug stonden
meer mensen. De golven hadden witte koppen, en af en toe woei het schuim
van de golven af. We voeren met de kop van het schip tegen de wind in. En
af en toe boorde de punt van het schip door een grote golf heen waardoor
de spetters op de brug te voelen waren. Ik ontbeet met een aantal
toastjes, iemand vertelde me dat dan je kots dan minder zuur smaakt. ‘s
Middags hielp ik
de kok met het maken van hotdogs hoewel ik er zelf geen trek in had. De
rest van de dag heb ik niet veel kunnen uitvoeren, niet omdat ik te
misselijk was, maar meer omdat ik enorm suf werd van het geschommel. Om
een uur of half negen ben ik naar bed gegaan omdat ik me behoorlijk
beroerd voelde.
Donderdag
21 augustus 2003.
Met moeite kwam ik uit mijn
kooi, omdat ik me nog steeds niet helemaal lekker voelde. Maar na
gedoucht te hebben, wat op een schommelend schip nog best lastig is,
voelde ik me stukken beter. Voor het eerst at ik weer wat!
Om acht uur hadden we wacht. Het
was een mooie dag, alleen stond er nog steeds behoorlijk wat wind. We
waren de vorige dag tot net onder de Noorse kust gevaren daarna hadden we
een hoek terug geslagen zodat we rond de kop van Denemarken voeren. We
wisselden af en toe het roer, veel was er niet te doen, want we voeren op
de motor. Na twaalven lunchten we. Je kon goed merken dat we dichter
onder de kust kwamen want je zag veel meer schepen. De vorige dag heb ik
maar zes schepen geteld, allemaal grote vrachtschepen waarvan sommigen
ook flink last hadden van de wind. Na de lunch heb ik de kok in de keuken
geholpen met het maken van het avondeten. Voor de rest heb ik veel
geslapen want van zo’n slingerend schip wordt je behoorlijk duf.
Aan het eind van de middag was de wind
aardig gaan liggen er stond nog een frisse bries maar voor ‘s nachts was
er een tweede depressie voorspeld. We aten pasta met spinazie, roodbaars
filet met roomsaus. Na het eten hadden we wacht van zes tot acht, ik
hielp de keuken schoon maken en toen dat klaar was zat onze wacht er ook
al weer op. Het was de laatste dag op zee: het was de bedoeling om
vrijdag aan het begin van de avond de haven van Esbjerg binnen te lopen.
’s Avonds ging ik al om een uur of tien naar bed: varen is vermoeiend!
Vrijdag
22 augustus 2003.
’s Nachts werd ik een aantal keer
wakker doordat het schip zo schommelde. Het was namelijk ‘s nachts weer
gaan stormen en gaan regenen.
Om vier uur werden we wakker
gemaakt door een doorweekte wachthouder. Dat beloofde niet veel goeds
voor ons. Met moeite heb ik me aangekleed en om vier uur stond ik aan
dek. De regen striemde in mijn gezicht en af en toe kreeg ik een guts
zout water over me heen. Het was pikkedonker en er was weinig zicht. Heel
in de verte zag je soms een lichtje van een andere boot. Het was
behoorlijk afzien. We wisselden het roer om het halve uur. We waren nu
helemaal overgeleverd aan de radar. Het schip beukte tegen de golven in
en het was eigenlijk wel moeilijk om koers te houden. Om vijf uur aten we
tosti’s in de gietende regen. Ik dacht dat ik een waterdichte jas aan had
getrokken maar dat bleek wel anders. Na een uur was ik helemaal doorweekt
van het water. Pas om een uur of zes hield het op met regenen en het
begon langzamerhand lichter te worden.
Om half zeven heb ik het dagverblijf
schoongemaakt en de ontbijttafel gedekt. Om acht uur zat onze wacht erop,
nadat we ontbeten hadden, heb ik gedoucht en droge kleren aangetrokken.
Ik had met de kok afgesproken dat ik mee zou helpen in de keuken voor het
captains diner. Koken met een flinke zeegang is best lastig. Maar
naarmate we dichter onder de kust kwamen werden de golven minder. Seie, de kok, had bedacht om een lopend buffet te
maken. We maakten een aantal salades en ook nog saté, spareribs, rijst en
makreel.
Aan het eind van de middag
liepen we de haven van Esbjerg binnen. Voor Esbjerg ligt een grote
slufter waar we eerst doorheen moesten varen. Om zeven uur werd het
buffet geopend door de kapitein. Na een toast, op een geslaagde reis, kon
iedereen aanvallen. Het was een heerlijke maaltijd. Als toetje aten we gebakken
banaan met nootjes en chocolade saus.
Na het diner zijn we een stukje door
Esbjerg gelopen. Het is een vrij grote plaats met mooie gebouwen en veel
winkels. Het viel ons weer op dat alles behoorlijk duur is, we zijn
ook echte Hollanders!
Terug op het schip was iedereen
aan het zingen, Seie speelde op de gitaar. Het
was heel gezellig, maar ik was ook heel moe. Om twaalf uur ben ik gaan
slapen de rest is nog tot diep in de nacht doorgegaan.
Zaterdag
23 augustus 2003.
Om zeven uur was iedereen al wakker.
De volgende groep was al gearriveerd en alles moest nog schoongemaakt en
opgeruimd worden. Het was een behoorlijk gehaast zo op de vroege morgen.
Na afscheid te hebben genomen van de vaste bemanning en natuurlijk van
het schip, werden de spullen in de bus geladen. We reden om een uur of
negen weg. Op naar Nederland! Het was een lange reis, onder Hamburg
stonden we zeker nog een uur in de file. Onderweg zijn we nog een aantal
keren gestopt.
Om 9 uur ‘s avonds kwamen we aan in
Utrecht. Daar stonden mijn ouders en mijn zussen al op me te wachten. Het
is heel vreemd dat wanneer je een tijd op een schip hebt gevaren en je
weer aan land bent, je nog lang na blijft schommelen. In het begin leek
het net of ik op een waterbed liep, maar na twee dagen was dat gelukkig
over.
Ik heb een heel leuke reis gehad. Ik heb
alle aspecten van het zeilen gezien, van windstil weer tot storm. Van
prachtig zonnig weer tot striemende regen. Zoals de kapitein in een van
zijn praatjes zei: “ Het was een reis met voor elk wat wils”. En dat was
het ook!
Groeten
van Douwe van den Ende
|